Noordzee-data verrijken monitoring Nederlands watersysteem

Het programma Maritiem Informatievoorziening Service Punt (MIVSP) voegt waardevolle extra meetpunten toe aan het Landelijk Meetnet Water (LMW). ‘Dat is hartstikke gaaf. Zo halen we continu essentiële water- en weergegevens van de Noordzee binnen.’

MIVSP: extra sensoren op zee

Nu wordt het LMW-netwerk uitgebreid met nieuwe meetpunten van het project Maritiem Informatievoorziening Service Punt (MIVSP). In opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat plaatst Rijkswaterstaats ICT-poot, de Centrale Informatievoorziening, met dit project sensoren op platforms bij nieuwe windparken op zee. ‘Dat is hartstikke gaaf’, vindt Peter den Held, die als directeur ontwikkeling services bij Rijkswaterstaat verantwoordelijk is voor beide grote IT-programma’s. ‘MIVSP haalt continu allerlei gegevens over de Noordzee binnen. Deze meetpunten hoeft het LMW zelf niet in te richten. Zo breiden we het netwerk makkelijk uit met meer meetpunten op zee.

Goede strategische zet

Die extra meetpunten komen precies op het goede moment, verduidelijkt Pieter Haaring, service manager IV hoogwaterveiligheid bij Rijkswaterstaat. ‘De Noordzee-gegevens van LMW komen vooral van olie- en gasplatforms, maar die verdwijnen langzaam nu we steeds meer overgaan op duurzame energiebronnen. Het is dus een goede strategische zet om over te stappen op de platforms bij windparken. Een van de eerste partners bij dit project was het KNMI. We verzamelen dan ook gegevens die relevant zijn voor weersverwachtingen en veiligheid voor de luchtvaart. Vooraf is geïnventariseerd welke overheidspartijen hier nog meer belang bij hebben. Die zijn nu allemaal afnemer van MIVSP.’ Die samenwerking levert een enorme kostenbesparing op. En dankzij de glasvezelkabels van samenwerkingspartner TenneT gaan de data snel en zonder kwaliteitsverlies naar land.

Nieuwe sensoren

Voorheen werkten partijen als de Kustwacht ook al wel samen met het LMW, maar met MIVSP is die samenwerking veel grootschaliger, stelt Haaring. Alle sensoren worden eerst op land in het Offshore Expertise Centrum in Stellendam getest en op elkaar afgestemd voordat ze op zee worden geplaatst. Verschillende partijen leveren hun eigen meetapparatuur aan. Rijkswaterstaat bijvoorbeeld om waterstand en golfhoogte te meten, de Kustwacht radar en marifonie voor de scheepvaart en het KNMI sensoren voor temperatuur en wind. Nieuw daarbij is bijvoorbeeld zogeheten de windlidar om windsnelheid en -richting op verschillende hoogtes tot wel 300 meter te meten. Ook voegt MIVSP ecologische data toe. Haaring: ‘Er zijn bijvoorbeeld sensoren om vogels en vleermuizen te detecteren en op termijn gaan we mogelijk sensoren op de bodem van het windpark plaatsen om onderwatergeluiden te registreren die het leefklimaat van zeezoogdieren kunnen verstoren.’

Motor voor innovatie

Het programma MIVSP is echt een motor voor innovatie, vindt Haaring. ‘Je merkt dat de windmolenindustrie in ontwikkeling is. Daar zit letterlijk meer energie in. De ecosensoren zijn bijvoorbeeld bedacht om de vogel- en vleermuistrek in kaart te brengen, zodat windmolens in een bepaald seizoen of bij een bepaald soort weer langzamer kunnen draaien om die trek niet te verstoren.’ Een andere ontwikkeling zijn de onderhoudssensoren, die meten hoe goed instrumenten blijven werken. Haaring: ‘Op de platforms worden opname-onderdelen bijvoorbeeld automatisch schoongemaakt met een vloeistof. Daarvoor is een sensor ontwikkeld die in de gaten houdt wanneer die vloeistof opraakt. Dat soort ondersteunende sensoren kunnen we nu aan het systeem koppelen dankzij het internet of things.’

Samenwerken dankzij standaarden

MIVSP biedt ook een proeflocatie voor het vernieuwingsprogramma LMW2. Hier kunnen nieuwe type sensoren worden getest die voldoen aan de nieuwste industrie- en samenwerkingsstandaarden.
‘Die vernieuwingsslag is onder meer nodig omdat het LMW eigenlijk best kwetsbaar is, vertelt Scheijven, die voorzitter is van de LMW2-stuurgroep. ‘Dat blijkt bijvoorbeeld als er een meetpunt uitvalt. Dan kom je erachter dat de sensoren vaak verouderde technieken gebruiken, waarvan de werking niet goed gedocumenteerd is. Sommige zijn al wel 40 jaar oud en waren eerst onderdeel van een van de regionale meetnetten waaruit dit landelijke netwerk is ontstaan.’

Nancy Scheijven

Slimmer netwerk

Met LMW2 maakt Rijkswaterstaat het netwerk slimmer, geeft Scheijven aan. ‘We zorgen dat alles centraal netjes geregeld is. We hebben nieuwe gateways ontwikkeld om de sensoren aan het netwerk te koppelen. Daarmee gaat niet alleen informatie van de sensoren naar het netwerk, maar ook andersom. We slaan gegevens robuust op met back-ups en zorgen dat we ze op een eenduidige manier kunnen uitwisselen met alle gebruikspartijen.’
Kostenbesparing
Die standaardisatie en integratie leveren een behoorlijke kostenbesparing op, vertelt Den Held. ‘In het verleden deden we veel dingen dubbel. De ene partij had bijvoorbeeld een meetpunt net voor een sluis en de andere een in de sluis zelf. Nu kunnen we kijken welke van die punten echt nodig zijn en de overige weglaten. Een groot voordeel van LMW2 is ook dat het geschikt is voor het internet of things. Daardoor kunnen we draadloze, intelligente sensoren gebruiken, die gegevens opslaan in hun eigen geheugen en onderling communiceren. Bovendien kan één sensor meerdere dingen meten, bijvoorbeeld diepte, temperatuur én zoutgehalte van het water. Daardoor kunnen we met minder sensoren meer zaken in de gaten houden en nieuwe, complexere vraagstukken oplossen, bijvoorbeeld op het gebied van klimaatverandering. Én dus beter samenwerken met programma’s als MIVSP.’

Peter den Held

Noordzee-pakket doorontwikkelen

Voor de uitrol op de MIVSP locaties is een speciaal projectteam opgezet. Inmiddels heeft dit team het eerste platform overgedragen aan een beheerteam dat voortbouwt op de bestaande beheerorganisatie van het LMW en het KNMI. Haaring: ‘Het beheer was al schaalbaar opgezet zodat elk jaar een platform erbij geen probleem is. Door het beheer over te dragen, kan het projectteam met dezelfde bemensing ook de volgende platforms oppakken. En bijvoorbeeld nieuwe sensoren toevoegen als daar vraag naar is. Daar zit de toekomst, bijvoorbeeld met autonoom varen op een drukke Noordzee. Daar is nog veel meer sensoring voor nodig.’


Pieter Haaring