Kennismaking met Sybilla Dekker van het Noordzeeoverleg
De komende 10 jaar adviseert het Noordzeeoverleg het Rijk over de uitvoering van het Noordzeeakkoord. Het gaat om afspraken over energie, voedsel en natuur. Onafhankelijk voorzitter van het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving (OFL) Sybilla Dekker is er sinds 1 januari 2021 voorzitter. Wat staat haar te doen?
Wat eraan voorafging
Scheepvaartroutes, energiewinning, visserij en natuurherstel. De ruimteclaims op de Noordzee nemen toe, het afwegen van belangen wordt steeds complexer. In de loop der jaren werd de vraag ‘hoe te komen tot een strategische overheidsagenda voor de Noordzee’ een gordiaanse knoop. Lange tijd kwamen het Rijk en de betrokken stakeholders er onderling niet meer uit. Tijdens de kabinetswissel van 2016 ontstond een politiek momentum waarbij er knopen werden doorgehakt. Om de afspraken over windenergie uit het klimaatakkoord ruimte te geven, moest er een Noordzeeakkoord komen. Dit om een balans te vinden tussen energie- en voedselvoorziening en natuur op de Noordzee. Drie transities die een bijdrage leveren aan de klimaatdoelstelling.
Consensusgericht overleg tussen Rijk en stakeholders
En zo kwam het dat onafhankelijk OFL-voorzitter Jacques Wallage in 2018 begon met ‘consensusgericht overleg’ om te komen tot een akkoord voor de Noordzee. Het Rijk zat daarbij -net als de stakeholders- als inhoudelijke en gelijkwaardige partij aan tafel. Het IDON had een belangrijke rol in de afstemming tussen de betrokken Noordzeedepartementen van het Rijk. En heeft dat nog steeds.
Begin februari 2020 bereikten de betrokken partijen overeenstemming over een onderhandelaarsakkoord, en in juni 2020 werd het Noordzeeakkoord vastgesteld. In het Noordzeeakkoord staan ‘gedragen keuzes en afspraken voor de opgaven voor voedsel, natuur en energie op het Nederlandse deel van de Noordzee, rekening houdend met de belangen van andere gebruikers zoals zeevaart en zandwinning.’
De komende jaren wordt het Noordzeeakkoord -met steun van de Tweede Kamer- uitgevoerd. Dat gebeurt onder de vlag van het Noordzeeoverleg. Sybilla Dekker is namens het OFL benoemd als onafhankelijk voorzitter en opvolger van Jacques Wallage om het Noordzeeoverleg te trekken. Tijd om kennis te maken.
Vakmanschap is meesterschap
Sybilla Dekker is een Nederlands voormalig VVD-politica, ambtenaar en bestuurder. Ze was minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in de kabinetten Balkenende II en III (2003 en 2006). In 2018 kreeg ze de eretitel Minister van Staat.
Ze vervulde verschillende directiefuncties bij de overheid en werkgeversorganisaties, en bekleedde commissariaten bij onder andere Heineken Nederland, Rabobank Nederland, LUMC en NS. En naast nog een heleboel andere bestuurlijke functies was ze voorzitter van de Tafel van Borging Maasvlakte II en voorzitter van het Nationaal Openbaar Vervoer Beraad. Sinds 1 januari 2021 werkt ze voor het OFL.
In gesprek over de uitvoering van het Noordzeeakkoord
Wat was uw eerste indruk: wat viel op toen u begon met het Noordzeeoverleg?
“Het Noordzeeakkoord is een enorme stap. Wat me boeit is dat iedereen bereid is geweest om tot zo’n akkoord te komen. Betrokken partijen hebben hun eigen thema’s goed naar voren weten te brengen en tegelijkertijd hebben ze geluisterd naar de inbreng van anderen. Daarvoor moet je over je eigen schaduw heen kunnen springen. De kunst is nu om de gemaakte afspraken in het Noordzeeakkoord op basis van consensus tot uitvoering te krijgen. Daartoe werken we nu aan een uitvoeringsagenda die loopt tot 2030.”
Is deze klus te vergelijken met ander werk dat u heeft gedaan?
“Het lijkt het meest op het voorzitterschap van de Tafel van Borging Maasvlakte II. Daar ben ik 13 jaar bij betrokken geweest, eind mei zwaai ik af. Die Tafel van Borging is de plek waar de 16 partijen (het Havenbedrijf, werkgevers in de haven, overheden en natuurorganisaties) die een handtekening hebben gezet onder het convenant ‘Visie en vertrouwen voor de totstandkoming van Maasvlakte-2’, bij elkaar komen om de afspraken daadwerkelijk tot uitvoering te brengen. Afspraken gaan bijvoorbeeld over sluiting van de zeewering, de bereikbaarheid van de Maasvlakte, de luchtkwaliteit en natuurcompensatie, of over de inrichting van een gebied. Dat zijn vergelijkbare zaken als die spelen in het Noordzeeakkoord.
Ook de uitvoering van het Noordzeeakkoord wordt een kwestie van lange adem. De afspraken gaan over langdurige en langjarige trajecten. Denk aan het vaststellen van zoekgebieden voor toekomstige windparken op zee en de uitvoering ervan. Dat duurt al snel 10 jaar.”
Welke ervaring neemt u mee vanuit het vorige werk?
“Het is vooral de kunst en de kunde om iedereen te kennen en te weten van waaruit men redeneert, want dan snap je de inbreng die men heeft. Bedenk: wat zit er achter de problemen? Wat zijn de vragen van de achterban? Dat betekent vooral goed luisteren naar de inbreng van de verschillende partijen.
Natuurorganisaties vinden bijvoorbeeld dat het allemaal sneller moet omdat de natuur op het spel staat. Dat kan ik me best voorstellen, maar tegelijkertijd moet je ook rekening houden met wat er zou kunnen en welke effecten het aanwijzen van gesloten beschermde gebieden betekent, ook voor de visserij en de scheepvaart. Ik zie het als mijn rol om steeds te verduidelijken wat de betekenis is van het een op het ander.”
Met welke actie bent u als voorzitter begonnen?
“Uiteraard ben ik begonnen met kennismakingsgesprekken. Daar kom ik zo op terug. Daarnaast werken we op dit moment aan een uitvoeringsagenda. Wat moet eerst en wat kan later? In het Noordzeeoverleg participeren de betrokken DG’s, de energiesector, natuurorganisaties, de grote zeevaart. Maar de vissers zitten nog niet aan tafel, terwijl ze wel inbreng hebben gehad in het akkoord. Dat de vissers niet aan tafel zitten ervaar ik als een groot gemis. De kennismakingsgesprekken met de visserij kregen daarom voorrang.
Inmiddels ben ik bezig met de tweede gespreksronde, waarin ik de visserijorganisaties een uitnodigingsbrief heb gestuurd om weer aan tafel te komen. Ik vind het ongelofelijk belangrijk dat ze naar het Noordzeeoverleg komen, maar dat zal niet gemakkelijk worden. Vooral omdat die partijen eerder hadden besloten om het akkoord niet te tekenen. Kijk, als je eerst niet tekent maar daarna weer terugkomt aan tafel, dan heb je veel uit te leggen aan je achterban. Dat is de grote kwestie voor de visserijsector op dit moment.”
Hoe zit het dan met het transitiefonds: als je niet aan tafel zit deel je daar toch ook niet in mee?
“Inderdaad. In het transitiefonds zit 200 miljoen, dat is echt veel geld. 119 miljoen is bestemd voor de innovatie en verduurzaming van de vloot of de vistechnieken. Daarnaast is er geld voor onderzoek. Sommige vissers roepen dat het te weinig is, maar dan zeg ik: maak het eerst maar eens waar met concrete projecten. Uiteraard zeg ik dat vanuit respect voor wat de visserij al die jaren al heeft gedaan, en met oog voor het feit dat ze worden beklemd. Ze gaan terug in hun visserijgebieden. De innovatieve pulsvisserij is door Europa om zeep geholpen. Daarbovenop komt nog de Brexit. Kortom: de visserij wordt belaagd. Tegelijkertijd gaat de nieuwe wereld door. Dat is een groot dilemma. Om te kijken of en hoe we toch een oplossing kunnen vinden is het belangrijk dat ze wel aan tafel komen.”
Naast afspraken over visserij gaat het in de uitvoering ook over het aanwijzen van nieuwe zoekgebieden voor wind op zee. Hoe ziet u dat?
“Dat wordt een spannend avontuur, net als de eerste windgebieden. Het kleine Amaliaveld voor IJmuiden is een soort proefveld. De toekomstige windgebieden worden veel groter, de molens zelf worden hoger, ze komen verder uit elkaar te staan. Dat brengt nieuwe vragen met zich mee. Wat betekent dat voor de scheepvaart en de visserij? Hoe houden we de havens bereikbaar voor het drukke dagelijkse scheepvaartverkeer? Hoe houden we de vliegroutes veilig, of hoe kan Defensie blijven oefenen?
De trend dat de windparken meer naar het noorden worden gepland neem ik inderdaad ook waar. Dat betekent dat bedrijven grotere investeringen moeten doen. Hoe verder van het land, hoe duurder de windparken zullen worden, omdat de aanlanding door de langere kabels hogere kosten met zich meebrengt.”
Ontwikkelt het Noordzeeoverleg ook een visie op zulke meerkosten?
“Visie is een groot woord, het gaat gewoon om het verduidelijken van de consequenties van dergelijke keuzes. De meerkosten moeten immers gerelateerd zijn aan de opbrengsten in het businessplan van de windenergiebedrijven. Het gaat om hoe je kijkt naar de plek waar die extra windparken komen, de kosten die dat met zich mee brengt, en de feitelijke opbrengst daarvan. De uitdaging voor mij is om uiteenlopende standpunten bij elkaar te brengen om tot een redelijk advies richting overheid te komen.”
Kunt u vertellen over de wisselwerking tussen het Rijk en het Noordzeeoverleg, hoe werkt dat?
“Het Rijk heeft een eigen beleidsverantwoordelijkheid. Het Noordzeeoverleg voert het Noordzeeakkoord uit en haakt in op het (Rijks) Programma Noordzee 2022-2027, waarin ook de afspraken voor het beheer staan. Een aantal inhoudelijke zaken wordt in het Noordzeeoverleg besproken en als advies aan de betrokken DG’s aangeboden. In de pijplijn zitten adviezen over de onderzoeksprogrammering op de Noordzee en over het bruinvisbeschermingsplan. Dat laatste advies wordt binnenkort aangeboden aan LNV.”
Hoe gaat het verder met het Noordzeeoverleg, wat kunnen we verwachten?
“De Noordzee is een breed begrip, er spelen zoveel zaken tegelijk. Ruimtelijke ordening raakt alles en iedereen, dat weet ik ook uit mijn periode als minister. Als er zoveel belangen aan de orde zijn is er centrale regie nodig, ook op zee. Het is een hele uitdaging om tot een goede integrale aanpak te komen. Het Noordzeeoverleg staat daarbij pas aan het begin. De redactie van de IDON-nieuwsbrief mag me over drie maanden gerust om een update vragen.
Belangrijkste afspraken uit Noordzeeakkoord
- Het Rijk stelt € 200 miljoen aan middelen beschikbaar ter ondersteuning van de samenhangende natuur-, voedsel- en energietransities (‘Transitiefonds’). Dit geld wordt gebruikt voor onderzoek en innovatie (geëxpliciteerd in Bijlage 2 bij het NZA), monitoring en toezicht en verduurzaming van de vissersvloot.
- Er zijn afspraken gemaakt over middelen en het zes jaar geldende “transitiefonds”. Na drie jaar, in 2023, vindt een mid-term review van het “transitiefonds” plaats, waarbij de benodigde middelen voor de uitvoering van het akkoord opnieuw worden beschouwd.
- De ontwikkeling van de Kottervisie door het Rijk/LNV heeft direct te maken met het overleg over het NZA.
- Er zijn afspraken gemaakt over een gebiedsgerichte aanpak voor de verdeling van de schaarse ruimte over de verschillende gebruikers van de zee, met behulp van gebiedspaspoorten waarin ook medegebruik van ruimte kan worden aangegeven./li>
- Voor de aanwijzing van nieuwe windparken: zoek eerder naar nieuwe gebieden in het Noorden / Noordwesten van de Noordzee, zodat voor de visserij meer ruimte blijft in het zuidelijk deel van de Noordzee.
- Voor natuurgebieden zijn afspraken gemaakt over het percentage gebied dat gevrijwaard wordt voor bodem beroerende visserij (13,7% in 2023 en oplopend naar 15% in 2030). Specifieke afspraken zijn gemaakt over de gebruiksmogelijkheden van onder andere het Friese Front.
- Over de winning van olie en gas is de afspraak gemaakt dat de winning van gas op zee beperkt blijft tot onder het niveau van de binnenlandse gasconsumptie. Winning van gas op zee beperkt dan ook de importbehoefte.