Adaptief beleid baseren op MONS
Marien ecoloog Serena Rivero van Stichting De Noordzee signaleert dat de uitvoering van de drie transities (energie-, voedsel- en natuur) qua tempo verschilt. “Als we het ecosysteem op de Noordzee willen versterken, hebben we het flexibele MONS programma hard nodig. Het moet zorgen voor kennis om tijdig en efficiënt in te kunnen spelen op wat we zien gebeuren op de Noordzee.”
Natuur beschermen en versterken
Stichting De Noordzee is vanaf het begin betrokken bij de totstandkoming van het Noordzeeakkoord, het Noordzeeoverleg en het MONS programma (Monitoring-Onderzoek Natuurversterking-Soortenbescherming). Serena Rivero werkt er sinds twee jaar bij het team ‘Ruimte voor natuur’ aan de uitvoering van de afspraken uit het Noordzeeakkoord, vooral die over de natuurtransitie en het beschermen van bijzonder waardevolle natuurgebieden op zee.
“Het is mijn werk om te zorgen dat er in de Noordzee ruimte komt voor de natuur, en dat er minder druk komt te staan op het ecosysteem. Bij de transities op de Noordzee moeten de belangen van de natuur voorop staan, omdat de hele maatschappij gebaat is bij een gezonde Noordzee. Samen met collega-ngo’s van Natuur & Milieu, het WNF, de Vogelbescherming, Natuurmonumenten en Greenpeace bereiden we onze inbreng in het Noordzeeoverleg voor.”
Het MONS is daarbij erg belangrijk voor de natuur-ngo’s, maar waarom eigenlijk? “MONS levert wetenschappelijke informatie. Daarmee kunnen we zorgen dat het veranderende gebruik van de Noordzee binnen de ecologische draagkracht van het ecosysteem blijft. Alleen dan kunnen we duurzaam gebruik blijven maken van de ecosysteemdiensten van de zee.”
Van inhoud naar proces
Wat komt daarbij kijken, en wat doet Stichting De Noordzee binnen het MONS programma? ”Bij de start van het programma hebben we ondersteuning geboden bij het stellen van prioriteiten en het formuleren van de juiste kennisvragen. Ik begon als trekker van een expertgroep over benthos (bodemleven) waar we samen met topwetenschappers kennisvragen verzamelden. Daarna ben ik (namens het gezamenlijke ngo-natuurcluster) lid geworden van de kerngroep van het MONS. Dit om het monitoringsprogramma op inhoudelijk niveau verder vorm te geven.
Op dit moment draai ik mee in de programmacommissie die de schakel vormt tussen het Noordzeeoverleg en het Uitvoeringsbureau-in-oprichting. Dat werk heeft een procesmatig karakter. Een deel van het werk gaat over de beleidsduiding van de no regret-maatregelen, waarmee het MONS programma eerder is gestart. We adviseren het Noordzeeoverleg over wat te doen met die eerste resultaten.”
Brug tussen kennis en toepassing
Om haar werk te kunnen doen beschikt Serena over (internationale) ervaring die ze heeft opgedaan bij een ngo op het Antilliaanse eiland Saba, een van de drie Nederlandse gemeenten in het Caribisch gebied. Daar werkte ze aan ‘nature conservation’, ofwel natuurbescherming en -versterking. Bij het MONS gaat het om het verzamelen van kennis. Over welke kennisvragen gaat het?
“Het gaat van monitoring van de basis van de voedselketen (de primaire productie en populaties zoöplankton) tot onderzoek naar de effecten van windparken op het ecosysteem. Andere onderzoeksvragen zijn weer gekoppeld aan bepaalde beleidsmaatregelen. Een voorbeeld daarvan is het meten van de effectiviteit van het instellen van beschermde gebieden en de uitvoering van soortenbeschermingsplannen.” Als laatste voorbeeld noemt Serena nog praktische kennisvragen over biogene riffen. “Biogene riffen zijn opgebouwd uit organisch materiaal, bijvoorbeeld van kokerwormen of platte oesters. De banken vormen belangrijke leefgebieden voor tal van organismen. Er komen nu surveys om te bepalen waar de banken zich bevinden op de Noordzee, en hoe we ze kunnen beschermen.”
Adaptief ecosysteemgericht beheer
Ondertussen worden de initiatieven rond energie- en voedselproductie op de Noordzee geïntensiveerd, vooral de ontwikkeling van windenergie op zee vordert in een rap tempo. Hoe verhouden die snelle ontwikkelingen zich tot de kennisopbouw vanuit het MONS? “Punt is dat er dit moment nog veel te weinig basiskennis is over de werking van het ecosysteem. We weten dus niet genoeg over het ecologische systeem om goed geïnformeerde beleidsbeslissingen te kunnen nemen, bijvoorbeeld over de locaties voor windparken. We kennen de verschillen tussen de gebieden op de Noordzee niet gedetailleerd genoeg, we weten niet hoe het ecosysteem reageert op de activiteiten, en dus weten we niet welke impact de nieuwe activiteiten hebben op de natuur. Dat betekent dus eigenlijk dat we de initiatieven plannen op basis van onvoldoende informatie. De uitrol van ‘wind op zee’ gaat sneller dan het beschikbaar komen van ecologische kennis. Dat is zorgwekkend.”
Wat te doen? Serena wijst op het belang van het adaptieve karakter van het onderzoeksprogramma.
“Doordat het MONS programma flexibel is en blijft, kan de kennisopbouw meebewegen met de andere ontwikkelingen op de Noordzee. Het besluitvormingsproces binnen het Noordzeeoverleg kan daar vervolgens op worden afgestemd. We zien wel dat het budget voor MONS waarschijnlijk onvoldoende toereikend is om alle kennisvragen te dekken. Daarom blijven we ons inzetten om het programma te versterken en de samenwerking met andere onderzoeksprogramma’s te stimuleren.”
Top 3 uitdagingen
Ondertussen moeten er bij de uitvoering van het MONS programma nog wel wat uitdagingen worden aangegaan. “Om te beginnen kampen we met praktische vertraging bij de start, ontstaan door onvoorziene bottlenecks. Het boeken van de schepen die nodig zijn voor onderzoek op zee, blijkt complex. Om de onderzoeken op zee efficiënt te kunnen uitvoeren, moet de planning van de verschillende projecten onderling worden afgestemd en gestroomlijnd. Dat alles kost meer tijd dan gedacht. Het Uitvoeringsbureau-in-oprichting gaat hier binnenkort mee aan de slag.”
Een andere uitdaging is het zoeken naar synergie en integraliteit binnen het onderzoeksprogramma als geheel. “Dat is absoluut nodig om echt te kunnen snappen hoe het ecosysteem functioneert en hoe het verandert. De Noordzee is een dynamisch, stromend 3D-systeem, zonder grenzen. Om dat systeem te kunnen begrijpen is een integrale aanpak nodig. De komende tijd werken we dus verder aan het zorgen voor samenhang tussen de verschillende onderzoeken. We kijken daarbij zeker ook naar cumulatieve effecten, dat wil zeggen de gecombineerde effecten van menselijke activiteiten en natuurlijke druk op het milieu.”
Als derde uitdaging noemt Serena het grensoverschrijdende karakter en het internationale aspect van onderzoek en monitoring op de Noordzee. “De vraag is of we kunnen samenwerken met de buurlanden voor de uitvoering van de MONS programmering. Dat gaan we de komende tijd verder verkennen.”
Nieuwe tijdperk is spannend
Ondanks alle uitdagingen bij de start van het programma noemt Serena het MONS programma “een fantastische stap en een mooi resultaat van het Noordzeeakkoord. Vanuit ecologisch perspectief wordt het de komende tijd echt heel spannend om de grote transities op de Noordzee daadwerkelijk te zien gebeuren. Voor de natuur heeft het allemaal grote gevolgen, en die belangen moeten we beschermen. Dan is het fijn om te kunnen beschikken over het MONS programma.”