Wind op zee in de versnelling
Een verdubbeling van het vermogen aan windmolens op de Noordzee, dat is de ambitie van het kabinet. Rond 2030 moet er 21 gigawatt (GW) geïnstalleerd zijn. Dat is bijna 11 GW meer dan in de eerdere plannen. Een nieuwe routekaart geeft aan hoe dat wordt gerealiseerd.
Met de verdubbeling van de eerdere ambitie wil het kabinet het opwekken van energie uit hernieuwbare bronnen versnellen. Dat is nodig om de klimaatdoelen te halen: rond 2030 minimaal 55 procent minder CO2-uitstoot dan in 1990 en in 2050 klimaatneutraal.
Uitgangspunten van de routekaart
De windenergiegebieden waarbinnen het extra vermogen moet worden geïnstalleerd, zijn in maart 2022 aangewezen in het Programma Noordzee. Vlak voor de zomer stuurde minister Jetten van Energie en Klimaat de nieuwe routekaart windenergie op zee 2030 naar de Kamer. Deze laat zien welk gebied wanneer ontwikkeld wordt en vormt het startpunt voor het voorbereiden van kavelbesluiten en tenders onder de Wet windenergie op zee.
Een belangrijk uitgangspunt is dat de aangewezen windenergiegebieden tijdig beschikbaar zijn om de 21 GW daadwerkelijk rond 2030 te kunnen realiseren. Dit biedt ook continuïteit aan de markt – aan degenen die de parken daadwerkelijk moeten gaan bouwen. Verder wil het kabinet de windparken zoveel mogelijk clusteren, om versnippering van de ruimte zoveel mogelijk te voorkomen. De nieuwe windparken zullen daarom compacter zijn, met per vierkante kilometer 10 MW windcapaciteit. Dat is circa 2,5 maal hoger dan de eerste grootschalige windparken in windenergiegebied Borssele.
Invullen van de extra opgave in twee delen
Om rond 2030 tot een vermogen van 21 GW te komen, moet er 10,7 GW extra worden geïnstalleerd dan in eerdere plannen. Karin Heijmen, senior beleidsmedewerker wind op zee bij het ministerie van EZK, licht toe hoe dit wordt aangepakt. “Om echt te kunnen versnellen is er een tweedeling gemaakt. Het eerste deel omvat 6 GW en bestaat uit kavels in de windenergiegebieden IJmuiden Ver noord (2 GW) en Nederwiek zuid en noord (2x2 GW). Voor deze windparken zijn de voorbereidende onderzoeken al het verst gevorderd. We verwachten daarom dat de windparken hier in 2029 en 2030 zijn gerealiseerd.
Voor de overige 4,7 GW zijn er nog verdere onderzoeken nodig. Dat geldt met name voor Doordewind, de driehoek in het noorden. Daar is bijvoorbeeld een grondig onderzoek gestart naar de mogelijkheden om 4 GW aan te landen. In 2024 (bij de partiele herziening) zal het kabinet besluiten hoe de 4,7 GW wordt ingevuld. Het zou zomaar kunnen dat in de besluitvorming ook de productie van offshore waterstof wordt meegenomen. Tot nog toe is de lijn dat er – op basis van de kennis en informatie de we hebben – geen waterstoftenders worden opgezet. Maar de technologie ontwikkelt zich snel en er worden waarschijnlijk al voor 2030 pilots en demonstratieprojecten opgezet om te zorgen dat deze ontwikkeling opgeschaald kan worden na 2030.”
Wat is de stand van zaken, eind zomer 2022?
“Op dit moment zijn we bezig met de voorbereiding van de kavelbesluiten. Er zijn nog wel wat ruimtelijke hordes te nemen. Bij Doordewind zijn we bijvoorbeeld aan het puzzelen hoe er 4 GW in het windenergiegebied kan worden ingepast, omdat er ook twee gasplatforms liggen, een bufferzone voor de scheepvaart is én de doorvaart nog gepland moet worden.”
Maar de grote opgave is ecologie, hoe we daar met z’n allen mee om moeten gaan. We zitten aan de grens van de ecologische draagkracht van de Noordzee. Voor een aantal vogelsoorten is dat kritisch, zoals voor de jan-van-gent. We kijken hoe we meer data hierover kunnen krijgen, zodat we de modellen kunnen aanscherpen en verbeteren. Het aantal windparken is immers nog maar beperkt en de parken die er liggen, zijn er nog maar kort. Daarnaast kijken we welke mitigerende maatregelen we kunnen nemen. Ecologie is dan ook een heel belangrijke pijler in ons wind op zee beleid.
Vergelijkbare uitdagingen spelen bij de realisatie van het net op zee. Om te kunnen versnellen werken we in het verlengde van de routekaart wind op zee samen met TenneT en stakeholders op de Noordzee, Waddenzee en in de kustzone aan het Programma verkenning aanlanding wind op zee en een voortrollende programmering van RCR-Projecten. Ruimtelijke procedures worden daarmee versneld. Zo hebben we voor de aanlanding van Nederwiek 2 op de Maasvlakte de procedure kunnen versnellen naar 2,5 jaar.
Ook heeft EZK er bewust voor gekozen om TenneT als netbeheerder aan te wijzen, omdat TenneT al veel ervaring heeft in deze rol. Recent hebben zij een grote aanbesteding uitgezet voor 15 tot 20 platforms voor zowel Nederlandse als Duitse windparken. Door dit soort grote, gebundelde inkoopprocedures te starten kan TenneT ook versnelling realiseren.”
De toekomst na 2030
“Naast het realiseren van de ambitie voor 2030, zijn we ons ook al aan het voorbereiden op de windparken die na 2030 gerealiseerd moeten worden. Volgens het Programma Noordzee moet er in 2050 38 GW aan windenergie op de Noordzee zijn opgesteld. Dit getal is het minimum dat volgens onderzoek nodig is om te komen tot een CO2-neutraal energiesysteem in 2050. Er moet dus nog minstens 17 GW bij. Nieuwe windenergiegebieden daarvoor worden aangewezen in het proces van de partiele herziening.”
Complexe puzzel
“Op dit moment hebben we momentum door onder andere de klimaatcrisis en de warme zomers. Maar het inpassen van windenergie blijft een ingewikkeld spanningsveld, zeker ten aanzien van bijvoorbeeld natuur en visserij. Hoe verder we komen, hoe voller de Noordzee wordt en hoe lastiger het is om alle belangen te verenigen. Dus moeten er keuzes gemaakt gaan worden. Ik vind het belangrijk dat dat zorgvuldig gebeurt, dat we het kunnen uitleggen. Daarom ben ik ook heel blij met de (interdepartementale) overleggen en ook met de betrokkenheid van de sector, waardoor we stap voor stap verder kunnen komen met elkaar en er draagvlak is voor de moeilijke keuzes die gemaakt moeten worden.”