Samen bouwen aan datastromen van de Noordzee
Op de werf van HSM Offshore in de haven van Schiedam ligt een indrukwekkend gevaarte met de afmetingen van een flat met vijf verdiepingen. Vanbuiten lijkt het misschien een grote stalen doos, maar vanbinnen zit het barstensvol state of the art techniek. Dit is Borssele Bèta: het “stopcontact” voor de Noordzee-windparken Borssele III en IV. Met dit platform stuurt netbeheerder TenneT straks de opgewekte stroom van 94 windmolens op zee naar het elektriciteitsnetwerk aan land – genoeg voor 825.000 huishoudens. Maar dat is nog niet alles. Naast energie verstuurt het platform een schat aan informatie over de Noordzee. Die informatie komt van een groot aantal sensoren. De meeste daarvan hangen aan de roodwitte mast bovenop het dek. Ziehier de werkomgeving van het Maritiem InformatieVoorziening ServicePunt (MIVSP).
Noordzee-data zijn schaars
Borssele Bèta is het tweede TenneT-platform waarop het MIVSP Noordzee-data verzamelt. In totaal moeten er tot 2030 10 van zulke platforms komen. De hier verzamelde informatie is voor veel partijen waardevol. Denk aan scheepvaart, visserij, luchtvaart, weerkundigen, ecologen, kennisinstellingen én windparkeigenaren. Tot nu toe is zulke Noordzee-data schaars. Bovendien is de informatie die we hebben veelal afkomstig van olie- en gasplatforms – en die moeten de komende tijd verdwijnen. Dat maakt het werk van het MIVSP extra belangrijk.
Veel partijen werken samen
Namens het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK ) verzorgt Rijkswaterstaat de dagelijkse aansturing van het MIVSP. Rijkswaterstaat is dan ook verantwoordelijk voor het ophangen van de sensoren, vertelt offshore coördinator Robert Keupers. Hij is de spin in het MIVSP-web op de werf. Hij test apparatuur, maar verzorgt ook presentaties en rondleidingen én ondersteunt alle betrokkenen op de werf. Dat laatste is belangrijk, want hier werken veel partijen samen. Keupers: ‘ TenneT laat het platform inclusief mast door HSM Offshore bouwen en HSM Offshore huurt diverse onderaannemers in. Bij Rijkswaterstaat werken we zelf ook met een aannemer. Bij dit tweede platform hebben we gekozen voor dezelfde aannemer als TenneT. Het voordeel daarvan is dat die nu zowel de mast als de sensoren kent. Daarnaast hebben we nog te maken met onderaannemers en de leveranciers van de sensoren.’
Grootste kracht: schakelen tussen mensen
Op de werf tref je dan ook mensen van allerlei nationaliteiten en vanuit verschillende branches: van offshore en scheepvaart tot bouw en elektrotechniek. Keupers: ‘De eerste keer dat wij daar als ambtenaren tussen liepen in onze blauwe overalls, vroegen ze zich wel af wat wij kwamen doen. Het hielp dat wij geen 9-tot-5-mentaliteit hebben, maar net als zij lange dagen maken. Dat is belangrijk hier. Je bent afhankelijk van het weer en van elkaar. Dan moet je je flexibel opstellen. En openstaan voor iedereen, van lasser tot project engineer. Dat is misschien wel de grootste kracht van ons team: goed schakelen tussen verschillende mensen. Door die instelling hebben we enorm veel van anderen geleerd. En zijn zij ook bereid ons te helpen. Als we nog iets willen veranderen terwijl de deadline eigenlijk al verstreken is, lossen we het samen op. Er heerst een “Yes, we can”-gevoel.’
Realistisch testen op land
Voor de sensoren de mast in gaan, moet duidelijk zijn welke waar het best kan hangen, legt Delfine Renson uit. Als technisch manager is zij ervoor verantwoordelijk dat de datastromen van de sensoren aan land komen en aangesloten worden op het Rijkswaterstaat-netwerk. Renson: ‘We moeten rekening houden met interferentie: de sensoren beïnvloeden elkaars signaal. TNO helpt ons met een plan voor de optimale indeling. Bovendien hebben we een testlocatie bij het Offshore Expertise Centrum in Stellendam. Daar staat nu een 1-op-1 kopie van de mast van Borssele Alpha en Bèta. Zo kunnen we kijken hoe de sensoren samenwerken en ze ook voor langere tijd testen in verband met onderhoud.’
Veelheid aan sensoren
De sensoren die het MIVSP inzet zijn heel divers. Keupers: ‘Voor ecologie hebben we een speciale vogelradar waarmee we fladderende vogels in 3 verschillende groottes kunnen herkennen. Het doel is om een voorspelling te maken van de massale vogeltrek, zodat windparken de snelheid van hun molens daarop kunnen aanpassen. Daarnaast hebben we kleine microfoontjes om het ultrasone geluid van vleermuizen te detecteren. Die trekken ook over de Noordzee. Met deze gegevens zien de ecologen bij welke weersomstandigheden de vleermuizen trekken, zodat er ook hiermee rekening kan worden gehouden. Het KNMI levert sensoren voor onder andere watertemperatuur, golfhoogte, windsnelheid en -richting op 10 verschillende hoogtes en zichtafstand. Voor scheepvaart en Kustwacht is er een nautische radar en apparatuur voor het identificatiesysteem AIS en de marifooncommunicatie VHF. Dat is bijvoorbeeld belangrijk om te zorgen dat schepen zich houden aan de afspraken over doorvaart door de windparken. Tot slot is er een AGRS-station van het Kadaster – een aanvulling op GPS om posities tot op de centimeter nauwkeurig te bepalen.’
Data aan land brengen
Het is belangrijk om alle sensoren op de werf al zo goed mogelijk getest te hebben, benadrukt Renson. ‘Alles wat offshore nog moet gebeuren is heel kostbaar. Daarom richten we de systemen zo in dat alles nog steeds blijft werken als er een onderdeel uitvalt. Je kunt zo’n onderdeel immers niet even snel vervangen. Om de data aan land te krijgen, sluiten we alle apparatuur aan op een glasvezelkabel van TenneT. In het landstation Borssele wordt deze zeekabel gekoppeld aan het Rijkswaterstaat-netwerk. Van daaruit gaan de data naar ons datacenter om ze verder te verspreiden. Soms is daarvoor al een bewerking nodig in de serverruimte op het platform. Ook moeten we rekening houden met verschillende dataformaten en -stromen. Voor de nautische radar willen we bijvoorbeeld een ‘real-life-stream’ hebben, terwijl voor sommige andere gegevens een bestand per dag voldoende is. Het nadeel is dat we pas echt kunnen testen of de data op de juiste manier van platform naar klant gaan als het platform op zee is.’
De zee maakt alles kapot
De omstandigheden op zee stellen hoge eisen aan de sensoren. Keupers: ‘De zee maakt alles kapot; dat is een kwestie van tijd. Daarom hebben we bij alle montagebeugels voor de sensoren getest of ze windkracht 12 aankunnen en een ijslaag van 2 centimeter rondom. Dat is extreem, maar het kan voorkomen. Ook de sensoren zelf moeten offshore-waardig zijn. We hebben onder meer antennes afgekeurd vanwege te snelle corrosie. Je kunt onderdelen niet zomaar even bijschilderen. Elke sensor heeft daarvoor zijn eigen onderhoudsplan. Ook gebruiken we extra dikke kabels. Daarbij zorgen we ervoor dat je bij reparaties niet meteen de hele kabel hoeft te vervangen. Zo houden we in alles rekening met de beperkingen op zee.’
Vervolg: bouwen in Dubai
Borssele Bèta is klaar. Op 3 maart is hij op een ponton gereden. Nu is het wachten op een kraanschip om hem op zijn jacket te hijsen – de stalen constructie waar hij in zee op steunt. Het MIVSP leeft ondertussen al toe naar de volgende platforms voor windpark Hollandse Kust (zuid). Daar komt een extra uitdaging bij: ze worden gebouwd in Dubai. Keupers: ‘Daar moeten we bij zijn om te investeren in contacten. Dat betaalt zich uit in tijd en geld. Zeker vanwege de cultuurverschillen is het belangrijk om de gemaakte afspraken ter plekke te controleren. Zodat je eenmaal op zee niet voor verrassingen komt te staan. We hebben hier al gemerkt hoe belangrijk dat is, maar daar moeten we er nog strakker op zitten. Dat vraagt veel van Rijkswaterstaat, omdat we op dit gebied weinig buitenlandse ervaring hebben. Maar hierin moeten we TenneT en de Europese aanbestedingsregels volgen. En ik ben ervan overtuigd dat het uiteindelijk een succes wordt.’
HSM: harmonieuze samenwerking
Platformbouwer HSM bouwde vol trots aan de twee platforms Borssele Alpha en Bèta. Toen directeur François Lelieveld van HSM Steel Structures een week voor de afvaart over Borssele Bèta liep, viel hem op dat het werk feitelijk als klaar was. ‘Normaal is het in dat stadium een mierennest omdat er nog van alles moet gebeuren. Dat was nu niet zo. Schilderen hoefde niet meer en dat heeft twee redenen. Ten eerste is Borssele Bèta vrijwel identiek aan Borssele Alpha, terwijl offshore platforms meestal elk hun eigen ontwerp hebben. ‘Dat zorgt voor een leercurve. Het tweede project liep soepeler omdat veel zaken al bekend waren.’ Ten tweede was er een harmonieuze samenwerking tussen de medewerkers van HSM, TenneT en Rijkswaterstaat. ‘Bedrijfsnamen staan alleen op de factuur. Mensen werken samen met mensen. Als de menselijke kant goed verloopt, is de technische uitdaging makkelijker. Er was veel begrip over en weer. Dat maakt het project veel leuker.’
Bezoek Michèle Blom
Het tijdperk op de werf in Schiedam is bijna voorbij. De laatste likjes verf worden nog aangebracht; het tweede platform staat al op het ponton, klaar voor vertrek naar de Noordzee. Daar staat zijn jacket – de onderbouw - al te wachten. Nu het nog net kon, nodigde hoofdingenieur-directeur Perry van der Weyden, directeur-generaal Michèle Blom uit om Borssele Bèta met eigen ogen te aanschouwen. Net als bij eerdere rondleidingen maakte deze tour op en in de gigantische “stekkerdoos” enorme indruk. Deskundige teamleden gaven enthousiast uitleg bij alle op de mast en aan de reling van het platform bevestigde sensoren van MIVSP. Het bezoek was voor alle partijen zeer geslaagd. Blom liet het team weten trots te zijn op dit prachtige project met enorme potentie en deelde haar enthousiasme ook op Twitter. Bovendien gaf zij aan dat zij op een later moment graag een bezoek wil brengen aan het Offshore Expertise Centrum, het nieuwe test- en beheercentrum van MIVSP in Stellendam.