Coastal and offshore movements of Nathusius’ pipistrelle during autumn migration

Op deze pagina vindt u een samenvatting van het onderzoek met uitleg over hoe de resultaten gebruikt worden. U kunt ook direct doorklikken naar het rapport:

Coastal and offshore movements of N pipistrelle during autumn migration (pdf, 37 MB)

Aanleiding onderzoek

Vanwege het ontbreken van kwantitatieve gegevens over de fluxen en het vlieggedrag van ruige dwergvleermuizen op zee is het nog niet mogelijk om, net als bij vogels, gebruik te maken van een aanvaringsmodel om het percentage aanvaringen van vleermuizen met windturbines te voorspellen. Passieve akoestische monitoring (pdf, 4.6 MB) onthulde eerder dat de meeste migratiebewegingen in de herfst plaatsvinden en dat de meeste vleermuizen op zee werden waargenomen voor de kust van de provincie Noord-Holland. Echter zegt dit nog weinig over de vliegbewegingen zelf.

In 2017 is Wageningen Marine Research in opdracht van Wozep gestart met een aanvullend onderzoek om kwantitatieve gegevens te verkrijgen over de fluxen en het vlieggedrag van vleermuizen om effecten van windparken op zee in te kunnen schatten. Omdat het bij de aanvang innovatief onderzoek betrof was het opzetten en in stand houden van een grootschalig MOTUS ontvangst-netwerk (internationaal netwerk van ontvangers voor migrerende soorten) ook een belangrijke onderdeel van de opdracht.

Het huidige rapport toont de resultaten van het telemetrieonderzoek (pdf, 37 MB) met als doel het in kaart brengen van het aandeel van de trekkende ruige dwergvleermuizen dat in de herfst over zee vertrekt vanaf de noordelijke kust van Noord-Holland. De resultaten van deze studie kunnen mogelijk aangeven welk deel van de migrerende populatie potentieel risico loopt door welke offshore windparken.

Uitkomsten

  • Op basis van de telemetriegegevens en door de ontwikkelde analysemethodiek kan goed onderscheid worden gemaakt tussen waargenomen lokale vliegbeweging en een migratievlucht. Het onderscheid wordt gemaakt op basis van de berekende vliegsnelheid, welke bij een migratie vlucht hoger ligt.
  • Migratiebewegingen zijn hoger in eerstejaars vleermuizen (74%) en volwassen vrouwtjes (60%) dan bij volwassen mannetjes (29%). Dit is in overeenstemming met het gegeven dat mannetjes in het najaar langs de trekroute territoria bezetten en daar blijven hangen.
  • Het percentage ruige dwergvleermuizen dat vanuit het studiegebied (in Noord-Holland) vertrekt en aan de oversteek begint ligt tussen de 6 en 10%, terwijl de meeste vleermuizen (69%) in zuidelijke richting langs de kustlijn vliegen.
  • Het aandeel gedetecteerde vleermuizen die een zuidelijke migratierichting aanhouden daalt sterk als naar verdere zuidelijke richting gekeken wordt (95% niet gedetecteerd in België). De belangrijkste mogelijke verklaring is dat vanuit andere zuidelijkere locaties de oversteek over zee alsnog wordt gestart. Dit wordt ondersteund door vijf waarschijnlijke vertreklocaties nabij meer zuidelijke gelegen ontvangers, waarbij dit door de lage dichtheid van ontvangers waarschijnlijk een onderschatting is.

Gebruik resultaten

De resultaten van dit telemetrieonderzoek kunnen dienen als input voor de ontwikkeling van een 'globaal aanvaringsmodel' of om een nieuwe methodiek te formuleren voor het berekenen van aanvaringsslachtoffers ten behoeve van cumulatieve effectberekeningen m.b.v. het KEC. Dit rapport en vooral de achterliggende data zullen cruciaal zijn om de huidige aannamen over de impact van windparken verder te interpreteren en te verfijnen. Hoe dat doorwerkt op de populatiegrootte blijft helaas nog onduidelijk; daarvoor moet zicht komen op de populatiegrootte. Uit eerder onderzoek is gebleken dat dat eigenlijk onmogelijk is.

Deze telemetriegegevens, mogelijk gecombineerd met batdetectorgegevens, vormen een essentiële stap in het kwantificeren van de flux die risico loopt. Om verder inzicht in de flux te krijgen is, in samenwerking met het CIV/MIVSP een Motus-netwerk op zee in voorbereiding waarmee gezenderde vleermuizen offshore geregistreerd kunnen gaan worden.

Inzicht in het percentage vleermuizen dat over de zee trekt is van belang voor kavelbesluiten met betrekking tot windparken op zee. Het kan helpen bij het bepalen van de risico's die vleermuizen lopen en bij het ontwikkelen en optimaliseren van effectieve mitigatiestrategieën om de impact van windparken op vleermuizen te minimaliseren.

|Meer rapporten over vleermuizen zijn te vinden op: Vleermuizen rapporten - Noordzeeloket