Verkenning trekkende niet-zeevogels boven de Noordzee
Mogelijke gevoeligheid voor offshore windenergiewinning.
Op deze pagina vindt u een samenvatting van het onderzoek met uitleg over hoe de resultaten gebruikt worden. U kunt ook direct doorklikken naar het rapport:
Verkenning trekkende niet-zeevogels boven de Noordzee (pdf, 1.1 MB)
Aanleiding onderzoek
Voor het Kader Ecologie en Cumulatie (KEC) dient voldoende informatie beschikbaar te zijn om aanvaringsberekeningen voor trekvogels te kunnen maken. In de huidige methodiek voor het berekenen van aanvaringsslachtoffers onder trekvogels binnen het KEC, wordt de zogenaamde ‘flux’ (het aantal langstrekkende individuen/km) evenredig over de Noordzee verdeeld. Daarmee bieden deze berekeningen een goede worst-case scenario inschatting van het aantal aanvaringsslachtoffers, maar kunnen deze tevens worden verbeterd door het implementeren van veldgegevens over de gedetailleerde trekroutes die de verschillende soorten trekvogels gebruiken.
Om deze gegevens, die vaak soortspecifiek zijn, te verzamelen is aanvullend veldonderzoek nodig. Vanuit Wozep is daarom de vraag gesteld welke soorten het meest prioritair zijn om onderzoek aan te doen. Om een goede prioritering aan te brengen binnen het toekomstige veldonderzoek aan trekvogels, dient op basis van beschikbare gegevens eerst inzichtelijk gemaakt te worden welke populaties van niet-zeevogels naar waarschijnlijkheid het meest gevoelig zullen zijn voor de effecten van wind op zee.
Uitkomsten
Het rapport ‘Verkenning trekkende niet-zeevogels boven de Noordzee’ identificeert potentieel gevoelige soorten via een aantal selectiestappen. Hierbij wordt prioriteit gegeven aan soorten met een ongunstige Staat van Instandhouding (SvI). De soorten worden opgedeeld in categorieën gebaseerd op het percentage van de populatie dat over de Noordzee trekt.
De auteurs veronderstellen dat met name bij soorten waarvan meer dan 10% van de populatie over zee trekt effecten van offshore windparken op populatieniveau niet op voorhand zijn uit te sluiten. Voor deze soorten is vervolgonderzoek binnen Wozep prioritair.
Soorten die worden geïdentificeerd in de hoogste categorie zijn:
(≥ 40-50% van de populatie trekt over de Noordzee)
- Bontbekplevier
- Tureluur
- Steenloper
- Dwergmeeuw
- Kokmeeuw
- Tapuit
- Spreeuw
In categorie 2 zijn dit (gebundeld per soortgroep):
(ca. 10% tot 40-50% van de populatie trekt over de Noordzee)
- Reigers: Blauwe Reiger
- Eenden: Smient, Wintertaling, Wilde Eend, Tafeleend, Kuifeend
- Steltlopers: Scholekster, Goudplevier, Kievit, Paarse Strandloper, Watersnip, Wulp, Zwarte Ruiter, Witgat
- Meeuwen: Stormmeeuw
- Zangvogels: Boerenzwaluw, Gele Kwikstaart, Gekraagde Roodstaart, Paapje, Merel, Kramsvogel, Zanglijster, Koperwiek, Tuinfluiter, Fitis, Goudhaan, Groenling, Sijs, Frater
Gebruik
Dit rapport geeft richting aan de soorten waarvoor in het Wozep veldonderzoek moet worden uitgevoerd. Nu een prioritering (categorie 3 en 2, zie hierboven) is aangebracht in de trekvogels vanuit een Nederlands perspectief (Staat van Instandhouding) zal hierop worden verder gewerkt om voor deze soorten op basis van bekende zendergegevens te onderzoeken in hoeverre de trekroutes van deze soorten inderdaad kruisen met (nog te bouwen) windparken. Daar waar deze gegevens ontbreken zullen stappen worden genomen tot het opzetten van veldstudies om deze gegevens te verzamelen.
Deze soortenlijst geeft verder aanleiding om de trekvogelsoorten die momenteel in het KEC worden meegenomen tegen het licht te houden. Alhoewel de soortenlijst vanuit deze studie voor een ander doel is opgesteld kan deze lijst en de onderbouwing wel aanvullende informatie geven ten behoeve van de mee te nemen soorten in het KEC. Deze analyse zal in 2025 wordt uitgevoerd, in aanloop naar het KEC 6.0.
Meer rapporten over vogels zijn te vinden op: Vogels rapporten - Noordzeeloket