Internationaal

Binnen het onderzoeksthema Internationaal volgt Rijkswaterstaat de ontwikkelingen rond scheepvaartveiligheid in andere Noordzeelanden. Ook deze landen staan voor de uitdaging om de scheepvaartveiligheid op peil te houden. Hoe zorgen we voor voldoende internationale kennisontwikkeling en -uitwisseling om de scheepvaart bij windparken veilig te houden?

Internationaal
Windmolens op de Noordzee

De deelvragen van het thema Internationaal zijn:

  • Wat doen andere landen voor een veilige scheepvaart bij windparken en wat kunnen we van elkaar leren
  • Wat kunnen we leren van andere landen over de bouweisen aan en maatregelen voor windturbines?
  • Hoe kunnen we (inter)nationale vernieuwingen aanmoedigen?

Leren van andere landen

We houden bij wat andere landen doen op het gebied van scheepvaartveiligheid. Welk beleid voeren zij? Wat zijn de resultaten van buitenlandse onderzoeken? Zo gebruiken we de kennis uit internationale onderzoeken om onze beleidsadviezen te onderbouwen. Dat kan een formal safety analysis (FSA) zijn, een onderzoek waarbij veiligheidsrisico’s en mogelijke maatregelen worden beoordeeld. FSA’s vinden standaard plaats voordat ergens nieuwe windparken of scheepvaartroutes komen. Verder houden we per land gegevens bij over zaken die met de veiligheid van de scheepvaart te maken hebben. Bijvoorbeeld de eisen die aan de bouw van windturbines worden gesteld en de afstand tussen windturbines.

Vernieuwingen aanmoedigen

Slimme vernieuwingen kunnen de scheepvaartveiligheid verbeteren. Denk bijvoorbeeld aan optimale positionering van oplaadboeien: oplaadpunten in zee, waar schepen voorstuwingssystemen kunnen opladen. Een andere mogelijke vernieuwing is het verbeteren van driftvoorspellingen, zodat een driftend schip eerder kan worden opgemerkt. Daarnaast is onderzoek gedaan naar mogelijke inzet van een ‘Towing Assistance Team’: hulpverleners die schepen in nood snel kunnen bereiken om een sleepverbinding aan te leggen. Over deze en andere vernieuwingen wisselen we kennis uit met andere landen.

Internationale afspraken maken

In Londen huist de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), een organisatie waarin de aangesloten landen internationale afspraken maken over de scheepvaart. Ook Nederland is lid van de IMO. Internationale afspraken maken de scheepvaart veiliger door verwarring te voorkomen. Het is wenselijk dat de regels die gelden in de zeegebieden van verschillende landen zoveel mogelijk overeenstemmen. Denk aan regels om door windparken heen te varen en over de afstand tussen windturbines.

North Sea Shipping Group

De Noordzeelanden hebben de North Sea Shipping Group (NSSG) opgericht om kennis en ervaring uit te wisselen rondom windparken. In de NSSG delen de Noordzeelanden bijvoorbeeld hun ervaringen met noodhulpsleepboten, veiligheidsonderzoeken, innovatieve oplossingen en de resultaten van incidentoefeningen in windparken. De NSSG houdt ook voor intern gebruik bij waar windparken liggen en welke windenergieplannen elk land heeft. De organisatie onderzoekt daarnaast waar windparken gebouwd kunnen worden. Het beschermt de bestaande scheepvaartroutes.

Praktische samenwerking

Daarnaast werkt Nederland bij incidenten op de Noordzee samen met buurlanden. Zo hebben Nederland en Duitsland een overeenkomst voor wederzijdse noodhulp. Nederlandse hulpdiensten komen in actie als een Duits schip in nood afdrijft naar Nederland en andersom. Een ander voorbeeld van samenwerking betreft het windpark Borssele, dat deels bij België hoort en deels bij Nederland. De Nederlandse en Belgische kustwacht werken samen als daar een incident plaatsvindt met mogelijke gevolgen over de grens.