Meer kennis van ecologische effecten is essentieel bij versnelling windenergie op zee

Nu er volgens de kabinetsplannen veel meer windenergie op de Noordzee geproduceerd moet worden, groeit het belang van een programma dat de ecologische effecten van offshore wind onderzoekt. Wozep, het wind op zee ecologisch programma, heeft vanaf de start in 2016 al veel kennis verzameld. Projectmanager van het eerste uur Ingeborg van Splunder kijkt er met trots op terug. En ze kijkt vooral ook uit naar de vervolgstappen. “Vanuit beleid is er inzicht nodig in de ecologische knelpunten. Hoe vindt deze kennis z’n weg naar het beleid? Dit wordt met de tijd helderder. En urgenter.”

Tot 2016 was er beperkt coördinatie op ecologisch kennisonderzoek. Windparkeigenaren deden zelf onderzoek; Rijkswaterstaat toetste dit. Dit onderzoek was een verplichting die voortkwam uit de milieueffectrapportage (m.e.r.). Het richtte zich op de onzekerheden rondom ecologische effecten. Wozep richt zich eveneens op die onzekerheden bij het inschatten van effecten, alleen wordt er niet per windpark onderzoek gedaan, maar kijkt het programma naar het geheel aan windparken. In de zes jaar dat Rijkswaterstaat de uitvoering van Wozep in handen heeft, zijn er door de overkoepelende aanpak grote stappen gezet. Er is inmiddels veel onderzoek uitgevoerd, door kennisinstituten, de markt en universiteiten. “We hebben met ons gestructureerde programma niet alleen veel kennis verzameld, we weten ook beter waarom we welk onderzoek moeten doen, dus welke vraag we van het beleid moeten beantwoorden”, aldus Ingeborg. “Wozep kijkt vanuit het ecologische perspectief: begrijpen we de ecologische impact? Maar we denken ook aan de juridische verplichting vanuit de Wet natuurbescherming: de uitrol van windenergie op zee moet binnen de ecologische grenzen blijven. Dit laatste maakt duidelijk wat de belangrijkste ecologische knelpunten zijn en waar de focus van het ecologisch onderzoek moet liggen.” Ingeborg doelt daarbij op de uitvoering van het windenergie op zee-beleid door Economische Zaken en Klimaat, het verantwoordelijke ministerie op dit gebied en tevens opdrachtgever van Wozep. Bij de plannen voor nieuwe windparken op zee mogen de ecologische grenzen, bepaald in de Wet natuurbescherming, niet worden overschreden.

Ingeborg van Splunder
Ingeborg van Splunder

Ingeborg: “Het is in de prioritering van Wozep-onderzoek voortdurend schakelen tussen kennis ontwikkelen enerzijds over de soorten die het meest onder druk staan en anderzijds over de effecten van windparken op zee. Dat wordt met de tijd helderder en ook urgenter nu er meer wind op zee moet komen en we tegen grenzen aan dreigen te lopen. We hebben vorig jaar na vijf jaar Wozep een evaluatie gedaan om te zien hoe we inhoudelijk zijn opgeschoten. Hieruit kwam naar voren dat de inzichten zijn vergroot, zeker op het vlak van het effect van onderwatergeluid tijdens de aanlegfase van windparken. Maar ook is duidelijk dat we van veel dingen nog slechts een beetje weten en dat het bijvoorbeeld logistiek heel lastig is om aantallen vogel- of vleermuisslachtoffers te meten. Er is nog het nodige onderzoek te doen. De evaluatie laat zien dat we kunnen terugvallen op zes jaar ervaring, goede voortgang van de kennisontwikkeling en een heldere werkwijze. We kunnen transparante keuzes kunnen maken voor onderzoek in de komende periode.”

Ook indirecte effecten

“We gaan ons meer richten op ecosysteemeffecten”, vervolgt Ingeborg haar verhaal. “We kijken niet alleen naar de directe effecten van windturbines op vogels, vleermuizen en zeezoogdieren, maar ook naar de effecten die hele grote oppervlaktes windturbines hebben op de processen in de Noordzee. Die werken door op de leefgebieden inclusief het voedsel van deze soorten. Hier zitten nog heel veel kennisvragen maar duidelijk is dat er noodzaak is om er onderzoek naar te doen. Ondertussen moeten er voor de nieuwe windparken ruimtelijke keuzes gemaakt worden met zo min mogelijk ecologische effecten. Bij het vormgeven van onderzoek stellen we binnen Wozep onszelf steeds de vraag hoe die kennis gebruikt wordt door beleid; welke kennis is bijvoorbeeld nodig om te weten wat ecologisch gezien de meest geschikte locaties zijn voor windparken op zee, welke maatregelen moet je treffen om mogelijke nadelige effecten op het ecosysteem te vermijden?”

Voedsel bepaalt gedrag

Effecten van windturbines op het ecosysteem zullen pas gaan plaatsvinden bij heel grote oppervlaktes windparken. Nu is dat nog niet het geval; er zijn alleen lokale effecten, licht Ingeborg nog toe. “Wat we wel als rode draad zien in het effect van windparken is hoe processen op zee, zoals stroming, golven of de gelaagdheid van warm en koud water, worden beïnvloed. Diersoorten gaan altijd naar bepaalde plekken voor een reden. Ze eten er, rusten er, ze kunnen daar goed onder water of juist boven water zijn. Als bijvoorbeeld de verspreiding of hoeveelheid voedsel verandert door de bouw of aanwezigheid van windparken, dan reageren de vis-etende vogels hierop. Zij zoeken mogelijk andere locaties om aan hun voedsel te komen.”

Ingeborg kijkt uit naar de start van MONS dit jaar, het programma Monitoring-Onderzoek-Natuurversterking-Soortbescherming. Dat programma gaat volgens haar “een breder inzicht geven in de ecologie van de Noordzee en de impact van windenergie op zee. Door met elkaar samen te werken kunnen we veel kennis ontwikkelen.”

Ook een nauwere samenwerking met buitenlandse partijen vindt Ingeborg een mooi vooruitzicht. De internationale conferentie CWW (Conference on Wind energy and Wildlife impacts) die afgelopen april plaatsvond en waarin Wozep een belangrijk aandeel had, heeft haar wat dat betreft zeker geïnspireerd.

Versnelling

Nu er grootse plannen zijn voor veel meer windparken op zee, is de druk om inzicht te hebben in ecologische effecten nog sterker geworden, zegt Ingeborg tot slot. “Er zal echt impact zijn op soorten die al kwetsbaar zijn, dus er zullen meer vragen komen en er zal daardoor meer onderzoek nodig zijn. Er staat ons nog een hoop belangrijk werk te doen.”