Achtergrond en historie
In 2016 is Wozep gestart als centraal overheidsprogramma voor onderzoek naar de generieke ecologische effecten van windenergie op zee. Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) was destijds de opdrachtgever; tegenwoordig is dat het ministerie van Klimaat en Groene Groei (KGG). De overheid wil een betrouwbare inschatting kunnen maken van de ecologische effecten van windparken op de Noordzee. Voor nu en vooral ook voor de komende decennia, als er veel meer windparken op zee worden gebouwd of in gebruik zijn. De uitvoering van het programma ligt sinds de start in handen van Rijkswaterstaat.
In de periode vóór 2016 was kennisontwikkeling grotendeels decentraal geregeld. Er was toen nog een ander vergunningstelsel, de wet Windenergie op zee bestond nog niet. Elk windpark had een zogenoemde MEP-verplichting (Monitoring en Evaluatie Programma) om kennis te ontwikkelen over mogelijke ecologische effecten van hun eigen windpark. Dat was opgenomen in de toen geldende vergunning. De eerste windparken, Egmond aan Zee (OWEZ), Prinses Amalia Windpark (PAWP), Luchterduinen en Gemini, hebben een eigen onderzoeksprogramma dat voortkomt uit die MEP-verplichting. Wozep bouwt nog steeds voort op de kennis die die MEP-studies hebben opgeleverd.
Ook de overheid deed eerder al onderzoek naar de meer generieke effecten van windenergie op zee op het ecosysteem van de Noordzee. Europese regelgeving vereist dat bij veel onbekendheid over het effect van de bouw en het gebruik van grote projecten op zee, uit voorzorg een veilige marge moet worden aangenomen, het zogenoemde voorzorgsprincipe). Om meer kennis te verwerven deed de overheid in 2011 het Shortlistonderzoek ecologische monitoring wind op zee en in 2013 het Vervolg Uitvoering Masterplan Wind op Zee. Belangrijk startdocument voor deze twee studies was het Masterplan Wind op zee (pdf, 1.7 MB), een verzameling van kennisvragen over de ecologische effecten van windenergie op zee.
Kader Ecologie en Cumulatie (KEC)
Met de Beleidsnota Noordzee 2016-2021 verbond het Rijk zich aan het opstellen en toepassen van een Kader Ecologie en Cumulatie (KEC). Daarmee is er een instrument om te kunnen bepalen of alle gebouwde en geplande windparken bij elkaar (cumulatief) niet tot ‘significante negatieve effecten’ op de ecologie zullen leiden.
Hierbij ligt de focus op de effecten op zeezoogdieren, een aantal soorten zee- en trekvogels, de ruige dwergvleermuis, ecosysteemeffecten en de relevante descriptoren van de Kader Richtlijn Mariene Strategie. Dit zijn de soorten en processen waarvoor effecten worden verwacht, die kwetsbaar zijn en/of een wettelijk beschermde status hebben. Om negatieve effecten te voorkomen of te verminderen worden zo nodig voorschriften (zoals de onderwatergeluidsnorm of stilstandsvoorziening) opgenomen in de kavelbesluiten van een windpark. Offshore windparkeigenaren zijn verplicht om zich aan de voorschriften en eisen van het kavelbesluit te houden.
Internationaal
Ook in internationaal verband was en is er behoefte aan kennis over de ecologische effecten van offshore windparken op zee. Noordzee-energieministers spraken in 2016 onder meer af om een gemeenschappelijk kader voor milieueffectrapportage te ontwikkelen (Common Environmental Assessment Framework - CEAF).
Een aantal deelnemers aan de CEAF-groep heeft samengewerkt in het door de EU geco-financierde project SEANSE waarin interessante opties voor het in beeld brengen van cumulatieve effecten (of beter; in-combinatie effecten) van windparkontwikkelingen op Noordzee-schaal zijn uitgewerkt.
In datzelfde jaar, 2016, is de North Seas Energy Cooperation (NSEC) opgericht, een samenwerkingsverband van de energieministers van de Noordzee- (en Ierse zee-) landen om gezamenlijk de ontwikkeling van offshore hernieuwbare energie te bevorderen, kosten te besparen en de ruimte efficiënt te benutten.
De NSEC-groep die werkt aan ruimtelijke ordening op zee en ecologie, is vervolgens verdergegaan met het in beeld brengen van de grootste ruimtelijke knelpunten voor de ontwikkeling van windparken op de Noordzee en Ierse zee. Ecologie kwam daarbij naar voren als belangrijkste ruimtelijk knelpunt. Om scherper in beeld te krijgen wat hierbij de knelpunten zijn, is erin beeld gebracht wat de cumulatieve effecten van de windparkontwikkeling op schaal van de totale Noordzee zijn. Daarbij is geschetst 1. wat daarin de relatieve betekenis is van offshore windparken ten opzichte van effecten van andere activiteiten, 2. wat mogelijke effecten op ecosysteemniveau (voedselketen) kunnen zijn, en 3. wat mogelijke positieve effecten op de ecologie kunnen zijn.