Informatiegaten op de Noordzee
De informatievoorziening vanaf de Noordzee staat onder druk. Doordat olie-en gasplatforms op de Noordzee worden ontmanteld, verdwijnen er ook sensoren die essentiële data en informatie inwinnen voor het Rijk.
Het gaat om meteorologische, hydrologische en veiligheids-gerelateerde informatie. Op verzoek van het IDON bracht een werkgroep de problematiek en de mogelijke oplossingsrichtingen in kaart. De werkgroep eindigt met het voorstel: ga aan de slag met de ‘Digitale Noordzee’.
Achterhaalde herenakkoorden
Werkgroep-voorzitter Leo de Vrees van Rijkswaterstaat: “Het balletje kwam aan het rollen toen het KNMI anderhalf jaar geleden aan de bel trok. Door de plotselinge ontmanteling van een olieplatform op de Noordzee, verdween ineens ook de plek waar één van hun meteorologische sensoren stond. Die sensoren zijn belangrijk voor de informatievoorziening om stormen te kunnen voorspellen.”
Hoe kan dit zomaar gebeuren? “Olie- en gasmaatschappijen zijn vanuit de Mijnbouwwet verplicht om de meteorologische sensoren van het KNMI te accommoderen. Maar in diezelfde Mijnbouwwet staat ook dat de oliemaatschappijen de platforms weer moeten opruimen.
Het is vervolgens aan de oliemaatschappijen zelf om te bepalen wanneer er een platform wordt ontmanteld. Die beslissing is afhankelijk van marktontwikkelingen en de olie- en gasprijzen. De overheid heeft daar geen invloed op.”
Het gaat niet alleen om sensoren van het KNMI. Sinds de jaren ’60 van de vorige eeuw zijn er ook veel andere sensoren van het Rijk op olie- en gasplatforms geplaatst. Dat gebeurde toen op basis van gentlemen’s agreements. Door deze herenakkoorden is de overheid voor zijn informatievoorziening afhankelijk geworden van de besluitvorming van private marktpartijen.
“Dat ging lang goed. Maar dit najaar ontstond er een probleem. De ontmanteling van een olieplatform was vervroegd, terwijl een beoogde alternatieve locatie (bij een offshore windpark) tegelijkertijd was vertraagd. Daardoor ontstond er voor het KNMI dus een informatiegat van een half jaar.”
Hoe erg is dat? “Voor dat ene platform kun je nog wel oplossingen bedenken. Maar er moeten natuurlijk niet te veel gaten tegelijk gaan vallen.” Een ding is duidelijk: “Tot aan Schotland hebben we informatie nodig om stormen goed te kunnen voorspellen. Daar mogen dus zeker geen gaten vallen.”
Operationele werkgroep aan de slag
Om problemen en oplossingsrichtingen in kaart te brengen heeft de werkgroep ‘Decommissioning en sensoren’ alle informatie op een rijtje gezet. In de werkgroep participeerden vertegenwoordigers van KNMI, LVNL, Kustwacht, Energie Beheer Nederland (EBN), NOGEPA en RWS (Z&D, WVL, CIV). Leo: “Operationele diensten dus. De samenwerking tussen deze verschillende organisaties zorgde werkenderwijs voor synergie, waardoor we problemen gezamenlijk kunnen aanpakken.”
Hoe dan? Volgens de werkgroep verschillen de problemen op de noordelijke en zuidelijke Noordzee zowel qua informatiebehoefte als qua oplossingsrichtingen. “In de zuidelijke Noordzee is het druk en is de informatiebehoefte groot. Gaten in het sensornetwerk zouden daar veel impact kunnen hebben. Maar tegelijkertijd zijn daar ook mogelijke alternatieve oplossingen te bedenken voor sensoren, zoals plaatsing op de transformatorstations bij offshore windparken.
Op het noordelijke deel van de Noordzee is het weliswaar minder druk waardoor het wegvallen van sensoren misschien minder impact zou hebben. Maar aan de andere kant: als daar cruciale sensoren wegvallen is het moeilijker om oplossingen te realiseren.”
Impact op het Noordzeebeleid
De vraag die opkomt is: wat betekent de dreigende opheffing van de olie- en gasplatforms voor het Noordzeebeleid? Volgens Leo raakt de problematiek verschillende beleidsdepartementen. “Het ministerie van EZK is beleidsverantwoordelijk voor zowel de olie-en gasplatforms als voor de offshore windparken. Deze kunnen -op termijn- mogelijk een alternatief vormen voor het plaatsen van sensoren. Daarnaast is EZK ook verantwoordelijk voor het telecombeleid.”
Hij vervolgt: ”Bij het ministerie van IenW gaat het om DGLM (Luchtvaart-Maritiem). Denk daarbij aan veiligheidsbeleid voor de scheepvaart en voor de luchtvaart (LVNL) en aan de re-fuelcapaciteit voor reddingshelikopters van de Kustwacht.”
Een tweede departement van het ministerie van IenW dat te maken kan krijgen met de gevolgen van het wegvallen van sensoren op zee, is DGWB (Water- Bodem). “Meteorologie. Daarbij gaat het om het werk van het KNMI ten behoeve van de weersverwachtingen en waarschuwingen voor de luchtvaart, de scheepvaart en de waterstaatkundige veiligheid (zeespiegelstijging). Het gaat ook om het werk van Rijkswaterstaat voor wat betreft het Landelijk meetnet (waterkwantiteit en -kwaliteit) en operationele berichtgeving voor geul-gebonden schepen.”
Volgens Leo is het ministerie van LNV is op dit moment nog niet betrokken, maar dat kan veranderen. “In de toekomst heeft het ministerie behoefte aan meer ecologische informatie rond de Natura 2000-gebieden op zee. De vraag naar informatie over leefgebieden en soorten op zee neemt toe. Laatst was er bijvoorbeeld een verzoek om vogeltellingen te starten nog voor er een offshore windpark wordt gebouwd. Ook daarvoor zijn sensoren nodig. Maar waar zet je die?”
Uitvoeringsprogramma ‘Digitalisering Noordzee’
De werkgroep ‘Decommissioning en sensoren’ heeft alle bevindingen ingebracht in het IDON waar de rapportage met instemming werd ontvangen. En, hoe gaat het nu verder? Leo: “De vervanging van sensoren voor de korte termijn hebben we nu in beeld. We weten wat er speelt, en hoe we knelpunten kunnen oplossen. De operationele diensten van het Rijk zorgen zelf voor oplossingen en stemmen die zoveel mogelijk onderling af.
Maar daar blijft het niet bij. Werkenderwijs bleek ook dat de informatiebehoefte op zee veel groter is en wordt dan we dachten. Bovendien kan er technisch gezien ook al veel meer dan er nu gebeurt. Denk aan autonoom varen. Misschien kan het werk op de Noordzee wel veel beter en veiliger als we besluiten tot digitalisering van de Noordzee.”
Volgens Leo gebeurt er al veel op dat gebied, er wordt immers flink geïnnoveerd. Maar de vraag is welke ambitie het Rijk daarin heeft. “Het is duidelijk dat er technisch gezien van alles mogelijk is, maar willen we het ook? Met andere woorden: is digitalisering van de Noordzee ‘need to know’ of ‘nice to know’. Daarover hebben beleidsmakers nog veel vragen.”
Om deze vragen nader te verkennen gaat er het komende jaar een nieuwe werkgroep van start. “In opdracht van het IDON maakt deze nieuwe werkgroep een schets van de behoefte aan digitalisering en de mogelijkheden voor synergie. Dit alles moet leiden tot een vijfjarig uitvoeringsprogramma ‘Digitale Noordzee’. Het IDON reserveert daarvoor een budget van 250.000,- euro.”