Land/Zee interactie
Gebruiksfuncties op zee kunnen niet los gezien worden van (gerelateerde) gebruiksfuncties op land. De wisselwerking tussen het gebruik van de zee en het gebruik op land speelt een rol in de ruimtelijke planning, in natuurlijke systemen, in sociaal-cultureel opzicht en ook vanuit maatschappelijke en bestuurlijke betrokkenheid.
In de langetermijnvisie op de Noordzee en de Richtlijn Maritieme Ruimtelijke Planning wordt gevraagd de wisselwerking tussen land en zee inzichtelijk te maken. Het gaat in deze om een breder perspectief dan de kust en het Waddengebied alleen, waaraan in het Nationaal Waterplan apart aandacht wordt geschonken. De wisselwerking gaat ook over (het gebruik van) de zoute binnenwateren en transitiewateren en de economische, ecologische en sociaal-culturele verbondenheid met de zee verder landinwaarts. Het gaat verder dan de plaatsen waar kustverdediging, kustecologie en kusttoerisme/-recreatie aandacht vergen en land en zee in dat opzicht elkaars decor vormen zoals daar zijn de logistieke stromen van zee naar land en omgekeerd en de directe of indirecte ecologische verbindingen landinwaarts.
Een aantal gebruiksfuncties, met name scheepvaart en visserij, is van oudsher verbonden met het land. Immers, gebieden op land aan de kust zijn historisch gezien vestigingsplaatsen vanwege de nabijheid van visgronden en de goede verbinding met andere (overzeese) gebieden. Vanuit de scheepvaart gaat het daarbij niet alleen om havens en de uitstekende verbindingen met het achterland via de rivieren en kanalen maar ook om de scheepsbouw. Vanwege die vaarwegen is scheepsbouw in Nederland verspreid over het binnenland. Voor visserij is de verbintenis van en de toegang tot de zee van belang voor visserijgemeenschappen, visserijhavens en de verwerkende industrie.
De keerzijde was dat het land beschermd diende te worden tegen de invloeden van de zee: overstromingen als gevolg van stormen en de indringing van zout op landbouwgebieden. Uitgangspunt van het kustverdedigingsbeleid is ‘zacht’ waar het kan (door middel van zandsuppleties met zand uit zee) en ‘hard’ waar het moet (waterkeringen). Het Nederlands waterbeleid richt zich op het behouden van zoetwater en tegengaan van indringing van zout water, door de verdeling van de rivierafvoer en de locatie van inlaatpunten voor drink- en landbouwwater. Deze aspecten hebben Nederland voor een groot gedeelte ruimtelijk gevormd.
De afgelopen decennia zijn andere gebruiksfuncties van de zee opgekomen met hun eigen afhankelijkheid van het land. Voor de winning van olie en gas, en meer recent de opwekking van duurzame energie met voornamelijk windturbines op zee, verbinden leidingen en kabels de platforms en de windparken met aanlandingspunten aan de kust en vervolgens met het achterland. De toerisme- en recreatiesector op land kon zich ontwikkelen mede dankzij de aantrekkelijkheid van de zee en de mogelijkheden die de zee biedt. Mogelijk worden nieuwe zeejachthavens ontwikkeld. Ook zijn er verwachte ontwikkelingen op het gebied van aqua- en maricultuur. Besluitvorming over deze zaken zal buiten het kader van de Beleidsnota Noordzee plaatsvinden. Er is vanuit de Beleidsnota geen (ruimtelijke) belemmering voor deze ontwikkelingen, anders dan dat de kaders van het mariene ecosysteem, de zandwinstrategie en gebruiksfuncties van nationaal belang in acht moeten worden genomen.
De tabel rechtsboven geeft een indicatief overzicht van relevante sectoren / gebruiksfuncties, met hun ruimtelijke afhankelijkheidsrelaties op land en op zee.