Noordzeedagen 2023: Verandering, de enige constante in de Noordzee
Op 28 en 29 september 2023 vonden voor de 26e keer de Noordzeedagen plaats, dit keer op Texel. De tweedaagse conferentie werd georganiseerd door het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee - NIOZ - in nauwe samenwerking met Wageningen Marine Research, TNO, Deltares en Rijkswaterstaat.
De dagen werden voorgezeten door Han Dolman, directeur van NIOZ. Het programma bestond uit plenaire sessies en workshops rondom het thema van dit jaar: verandering. In dit artikel richten we ons op twee belangrijke presentaties over veranderingen: 1) veranderingen in het gebruik en het beleid van de Noordzee én 2) veranderingen in de ecologische toestand van het gebied.
Mare liberum or mare constrictum
Onder die titel, vertaald ‘Een vrije zee of een begrensde zee’, hield Hans Nieuwenhuis van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) een presentatie. Zijn motto luidde: ‘Een veranderende Noordzee vereist een veranderend beleid.’
Gebruik van de Noordzee sinds 2000
Nieuwenhuis begon zijn verhaal met een historisch overzicht van het gebruik van de Noordzee.
Het is overduidelijk dat er deze eeuw veel is veranderd. De visserijsector kwam onder druk te staan door onder andere de invloed van Brexit en strengere visquota, stijgende brandstofprijzen, Europese regelgeving voor pulsvisserij en een afnemende vlootcapaciteit. Tegelijkertijd nam de scheepvaart toe, met grotere schepen die diepere delen van de zee bevaren.
Ook de offshore windenergiesector is het afgelopen decennium aanzienlijk gegroeid, en deze groei zal voortduren, met een gepland geïnstalleerd vermogen van 21 GW in 2030. De olie- en gassector daarentegen, is sinds 2010 gekrompen. De resterende productie neemt echter juist snel toe, vooral vanwege de Russische dreiging en het stopzetten van de gaswinning in Groningen.
Dit toenemende gebruik legt extra druk op het ecologische draagvlak van de Noordzee en daarmee op de biodiversiteit.
Reactie van het beleid op deze veranderingen
Ook op beleidsgebied zijn er deze eeuw veel ontwikkelingen geweest. Belangrijk is bijvoorbeeld de invoering van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen (voor natuur) en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (voor ruimtelijke planning en milieutoestand). De Nederlandse beleidswijzigingen zijn terug te vinden in het Programma Noordzee, dat eens in de zes jaar wordt gepubliceerd als onderdeel van het Nationaal Programma.
In 2009 begon Nederland actief met ruimtelijke planning in de Noordzee, met de nadruk op het identificeren van zoekgebieden voor onder andere windparken en kunstmatige eilanden. In 2016 werden de eerste Natura 2000-gebieden op zee aangewezen, en werd de Wet Wind op Zee geïntroduceerd om windgebieden aan te wijzen voor verdere ontwikkeling. In 2022 werd de ambitie voor de ontwikkeling van windparken in de Noordzee verhoogd, en er werden nieuwe zoekgebieden vastgesteld voor toekomstige projecten. Op dit moment wordt er gewerkt aan een herziening van het Programma Noordzee, dat naar verwachting in 2025 wordt gepubliceerd. Hierin zullen nieuwe gebieden worden aangewezen voor verdere ontwikkeling van windparken en vaarroutes.
Ook de vragen over de Noordzee veranderen
Volgens Nieuwenhuis zijn er twee belangrijke vraagstukken voor de toekomst: hoe bereiken we een gebalanceerd gebruik én hoe handhaven we de ecologische draagkracht van het Noordzee-ecosysteem? Om deze vragen te beantwoorden, is kennis nodig over de werking van het ecosysteem van zowel de gehele Noordzee als van de afzonderlijke onderdelen ervan. Daarnaast is inzicht nodig in de huidige toestand van de Noordzee, uit ecologisch- en economisch perspectief. Verder zijn voorspellingen over de toekomstige staat van de Noordzee van belang, rekening houdend met veranderingen in klimaat en gebruik. Het is essentieel om de impact van beleidsbeslissingen op het ecosysteem en de gebruikers van de Noordzee te begrijpen, evenals de cumulatieve effecten van alle genomen beslissingen.
‘De focus verschuift van de vraag hoe we de Noordzee het beste kunnen gebruiken naar de vraag hoe we voor de Noordzee kunnen zorgen. Dit impliceert een verandering van het faciliteren van gebruik naar ruimtelijke sturing en het vaststellen van milieugrenzen. Als gevolg hiervan moeten we de ontwikkeling van kennis en beleid aanpassen aan deze nieuwe realiteit,’ concludeert Nieuwenhuis.
OSPAR’s Quality Status Reports in a Changing World
De boodschap van de presentatie van Ilse van de Velde van het ministerie van IenW en Lisette Enserink van Rijkswaterstaat was helaas weinig rooskleurig: het gaat niet goed met het milieu van het noordoostelijke deel van de Atlantische oceaan. Dat blijkt uit een recent rapport van OSPAR, de Regionale Zeeverdragsorganisatie voor dit gebied. Deze organisatie publiceert elke tien jaar een soort ‘gezondheidscheck’ van de zee.
Hoe staat de zee ervoor?
Van de Velde startte met enkele lichtpuntjes: OSPAR-maatregelen hebben geleid tot een afname van lozingen in de olie- en gaswinning, evenals van radioactieve lozingen door de nucleaire sector. Daarnaast is de introductie van niet-inheemse soorten verminderd.
Helaas blijkt de lijst negatieve ontwikkelingen langer:
- Hoewel de gehalten van de meest gevaarlijke stoffen afnemen, blijven ze nog steeds te hoog.
- Ondanks genomen maatregelen, en ondanks een lichte verbetering van de situatie, gaat de eutrofiering door.
- Onderwatergeluid blijft een aanzienlijke drukfactor voor zeezoogdieren, ondanks de invoering van een richtlijn voor geluidsniveaus in de scheepvaart.
- De hoeveelheid drijvend zwerfvuil in de Noordzee, oorzaak van onder andere de aanwezigheid van plastic in vogelmagen, is afgenomen, maar blijft te hoog.
- Zeevogels hebben het moeilijk, en ondanks genomen maatregelen is de situatie sinds een tussentijdse beoordeling in 2017 niet verbeterd.
- Zeezoogdieren blijven kwetsbaar, hoewel sommige soorten zich herstellen.
- Er zijn 22 vissoorten die bedreigd zijn of in aantallen zijn achteruitgaan, en de toestand van meeste soorten blijft zorgwekkend.
- Veel benthische habitats verkeren in slechte toestand en tonen geen tekenen van verbetering, net als pelagische habitats.
- De toestand van het mariene voedselweb baart grote zorgen.
Veranderingen binnen OSPAR
Lisette Enserink vervolgde de presentatie met de uitleg over ontwikkelingen binnen OSPAR sinds de inwerkingtreding van het verdrag in 1998. Zo is er nu veel meer aandacht voor klimaatverandering, oceaanverzuring, zwerfvuil en biodiversiteit in vergelijking met toen. Sinds commerciële vissoorten onderdeel zijn geworden van de KRM, is er in OSPAR rapportages veel meer aandacht voor vis en visserij.
Een andere nieuwe ontwikkeling is de nadruk op samenhang en samenwerking tussen landen. Vroeger werd een onderwerp zoals eutrofiëring bijvoorbeeld nationaal beoordeeld, maar nu worden gegevens over de landsgrenzen heen gedeeld, wat resulteert in een veel completer beeld.
Hoe gaat het verder?
In grote lijnen komt dit neer op het verzamelen en evalueren van data, het vergaren van nieuwe kennis en het uitvoeren van OSPAR Milieu Strategie 2030. Nieuwe maatregelen worden zoveel mogelijk vastgesteld via de KRM. Het is de hoop dat het implementeren van deze maatregelen zal leiden tot het behalen van de ambitie: een schone, gezonde en biologisch diverse Noordoost-Atlantische Oceaan, die productief is, duurzaam wordt gebruikt en veerkrachtig is tegen klimaatverandering en verzuring van de oceaan.