Baggeren/baggerstort en Natura 2000
Om de vaargeulen voor de scheepvaart op diepte te houden en om oppervlaktedelfstoffen te kunnen winnen, wordt op de Noordzee gebaggerd. Zand afkomstig uit een geul in het ‘kustfundament’, bijvoorbeeld nabij de havens van Rotterdam, Scheveningen en IJmuiden, moet ook in die zone (tot de dieptelijn NAP-20 meter) worden verspreid.
Op zee wordt ook baggerspecie gestort dat afkomstig is uit rivieren, kanalen, havens, grachten, sloten, meren en andere wateren die op diepte moeten blijven. Ongeveer een vijfde van die baggerspecie is vervuild met zware metalen, polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s) en minerale olie. Het deel daarvan dat op grond van de Wet verontreiniging zeewater te sterk is verontreinigd, moet in een depot worden gestort. Het deel dat schoon genoeg is, kan op zee worden verspreid waarvoor een ontheffing op grond van de Wet verontreiniging zeewater (Wvz) nodig is. Verspreiding in de kustwateren vereist een vergunning op grond van de Waterwet.
Of en onder welke voorwaarden het mogelijk is om verspreidingsvakken voor baggerspecie aan te wijzen in Natura 2000-gebied moet blijken bij het opstellen van de Natura 2000-beheerplannen.