Verrassende kennis over activiteit ruige dwergvleermuis op de Noordzee
Tussen 2017 en 2020 heeft Wageningen Marine Research in opdracht van Wozep op 14 locaties in de zuidelijke Noordzee een systematische akoestische monitoring uitgevoerd van de vleermuisactiviteit. De monitoring levert niet alleen verrassende resultaten op, het zijn ook resultaten die kunnen leiden tot effectieve maatregelen bij het bedenken, ontwikkelen en implementeren van windenergie op zee. En dus tot minder aanvaringen van vleermuizen met de rotorbladen van windturbines.
De monitoring werd gedaan gedurende vier jaar, in de periode van half maart tot en met eind november, met behulp van batdetectors. In totaal hebben de 14 locaties zo’n 11.520 metingen opgeleverd in - bij elkaar opgeteld - 820 nachten. Het onderzoek richtte zich met name op de vragen:
- Wat is de ruimtelijke en temporele spreiding van de trefkans op een (ruige dwerg)vleermuis in het zeegebied ten westen van Nederland?
- Hoe snel vindt de migratie over zee plaats en hoeveel afstand wordt er per nacht afgelegd?
De 14 locaties waar de monitoring plaatsvond zijn te zien in figuur 1.
Veel variabelen
Verreweg de meest aangetroffen vleermuis op zee was, zo bleek bij de monitoring, de ruige dwergvleermuis. Af en toe werden echter ook de gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus) of Nyctaloiden (rosse vleermuis, tweekleurige vleermuis, noordse vleermuis, drie soorten die met batdetector lastig van elkaar te onderscheiden zijn) aangetroffen. Met de verzamelde data is een model gemaakt om de ruimtelijke verspreiding van de trefkans op ruige dwergvleermuizen ten westen van de Nederlandse kust in te schatten. Die werd uitgedrukt in variabelen zoals nacht in het jaar, jaar, windcondities, luchtdruk en verandering in luchtdruk, bewolkingsgraad, regen, fase van de maan en een ruimtelijke component bestaande uit lengte- en breedtegraad. Regen en verandering in luchtdruk bleken nauwelijks van invloed te zijn, terwijl bewolkingsgraad en luchtdruk zelfs helemaal geen invloed hadden.
De studie heeft de volgende conclusies opgeleverd:
- De offshore activiteit van de ruige dwergvleermuis duurt tot later in het jaar dan tot dusver werd aangenomen. De latere dieren zijn waarschijnlijk volwassen mannetjes, terwijl vrouwtjes en jonge dieren vroeger migreren.
- De migratie over zee vindt vaak gedurende opeenvolgende nachten plaats, waarbij offshore platforms e.d. overdag als rustplaats worden benut. Hierdoor varieert het patroon van het offshore vóórkomen van de soort nogal sterk gedurende de nacht, vooral op locaties die verder van de kust gelegen zijn. Toch werd een lineair verband gevonden tussen de gemiddelde timing van het vóórkomen op 30 km van de kust en op 60 km van de kust, wat suggereert dat de gemiddelde treksnelheid 32 km per uur zou bedragen.
- De studie voorspelt een offshore verspreiding van ruige dwergvleermuizen met hogere trefkansen voor de kust van Noord-Holland dan verder zuidwaarts, maar verrassenderwijs ook hogere trefkansen verder van de kust. Dit laatste is waarschijnlijk het gevolg van het feit dat individuen die al eerder van de kust vertrokken zijn, na het doorbrengen van de nacht op een offshore platform, nogmaals gedetecteerd worden. De hogere trefkansen in het noordelijk deel van het studiegebied reflecteren waarschijnlijk wel grotere aantallen passerende dieren.
- De meeste trekactiviteit wordt verwacht met een lichte meewind, ofschoon hardere meewind mogelijk de dieren hoger doet vliegen, waardoor ze niet gedetecteerd zouden worden.
- Er treedt veel minder trek op tijdens volle maan, wat waarschijnlijk te maken heeft met het verminderen van predatierisico’s.
- Het vóórkomen van de ruige dwergvleermuis op zee lijkt gedurende de studieperiode 2017-2020 structureel te zijn afgenomen.
De resultaten leveren belangrijke kennis op voor het ontwikkelen en uiteindelijk implementeren van mitigerende maatregelen om het risico op aanvaringen van vleermuizen met rotorbladen te verminderen.
Gedacht kan worden aan een maatregel om de turbines stil te zetten als trekactiviteit van vleermuizen rond een windpark wordt verwacht. Ook zou al bij de keuze van de locatie van nieuwe windparken rekening gehouden kunnen worden trekroutes van vleermuizen. Enkele opvallende resultaten zijn bijvoorbeeld:
- Seizoenspatroon: de najaarstrek vindt plaats tussen eind augustus en eind oktober.
- Ruimtelijk patroon: de hoogste dichtheden bevinden zich waarschijnlijk ten westen van de Noord-Hollandse kust.
- Dag/nachtritmiek: vleermuizen kunnen gedurende elk moment van de nacht verschijnen, vooral op locaties verder uit de kust (waar ze veelal niet in één nacht heen vliegen).
- Windsnelheid en windrichting: de meeste offshore trekbewegingen worden verwacht tijdens lichte meewind (uit oost-noordoost).
- Maanfase: vleermuisactiviteit is minder groot tijdens volle maan, maar piekt onmiddellijk daarna.
Eerder onderzoek
Al sinds zeker 2008 is bekend dat met name ruige dwergvleermuizen (Pipistrellus nathusii) tijdens hun jaarlijkse trekbewegingen op de Noordzee verschijnen. Om die reden is al vanaf 2014 op meer of minder systematische wijze informatie verzameld over het vóórkomen van vleermuizen op de Nederlandse Noordzee ten westen van de Hollandse kust met behulp van batdetectors die men aanbracht op offshore platforms of andere offshore objecten. Deze informatie was nodig om betere inschattingen te kunnen geven van de risico’s die deze over zee migrerende vleermuizen kunnen lopen wanneer de plannen voor de ontwikkeling van offshore windparken op het Nederlands Continentaal Plat compleet uitgerold zijn. Onderzoek in onder andere Noord-Duitsland, waar grote hoeveelheden windturbines precies op de trekroute van de ruige dwergvleermuis zijn verrezen, heeft namelijk laten zien dat er jaarlijks naar schatting 250.000 vleermuizen slachtoffer worden van aanvaringen met draaiende rotorbladen of plotseling optredende luchtdrukverschillen vlak bij die rotorbladen.
Het rapport is binnenkort te vinden op het Noordzeeloket.